
Hoe beleid waardigheid en vitaliteit kan versterken of uitputten
De echte begroting gaat niet over geld, maar over menselijkheid
1. Een begroting als morele spiegel
Wanneer politici rond de tafel gaan om miljarden te verdelen, lijkt het vaak te gaan over cijfers, schuldgraad, indexsprongen of nieuwe heffingen. Maar wie beter kijkt, ziet iets diepers: een begroting is een morele spiegel. Ze laat zien wat een samenleving écht belangrijk vindt.
Achter elke besparing of belastingmaatregel schuilt een visie op de mens.
Een keuze om te besparen op langdurig zieken is geen technische ingreep, maar een uitspraak over wat we vinden dat mensen “waard” zijn als ze tijdelijk niet productief zijn.
Een beslissing om studentenarbeid te versoepelen zegt iets over hoe we naar jongeren kijken: als lerenden of als goedkope krachten.
Een verhoging van btw op consumptiegoederen raakt niet alleen de economie, maar ook de autonomie van wie toch al weinig keuzevrijheid heeft.
Wie vitaliteit en waardigheid als uitgangspunt neemt, ziet dat begrotingsbesprekingen veel meer gaan over mensbeelden dan over geldstromen.
De vraag is dus niet: hoe vullen we de kas?
De vraag is: wat voor samenleving willen we voeden?
2. Van begrotingstekort naar waardigheidstekort
De Belgische regering, bijgenaamd Arizona, zoekt miljarden om het begrotingstekort te dichten. Voorstellen vliegen over tafel: een btw-aanpassing, een hogere effectentaks, minder index voor de hoogste inkomens, een heffing op pakjes uit China, hervormingen in ziekte- en werkloosheidsuitkeringen.
Economisch gezien is dat logisch.
Maar vanuit vitaliteitsperspectief dreigt er iets anders: een waardigheidstekort.
Volgens de vitaliteitskunde van Chivo is waardigheid het recht op het ontplooien van waardevolle activiteiten én het recht om van waarde te zijn voor anderen, op basis van gelijkwaardigheid.
Wanneer beleid mensen reduceert tot kostenposten, verliezen we die gelijkwaardigheid.
Wanneer de structurele focus ligt op besparen, ontstaat een samenleving die permanent ademt in overlevingsmodus.
En dat zie je alom: in het onderwijs waar motivatie verdampt, in de zorg waar burn-outs stijgen, in bedrijven waar zingeving plaatsmaakt voor efficiëntie, in gezinnen waar mensen letterlijk geen ruimte meer voelen om te leven.
Een begrotingstekort kan je herfinancieren.
Een waardigheidstekort laat diepe sporen na in de ziel van een samenleving.
3. Vitaliteit: het vergeten beleidsdoel
In de klassieke economie draait alles om groei. In de vitaliteitskunde draait het om floreren: het vermogen van mensen om betekenisvolle activiteiten te ontplooien, zich verbonden te voelen en bij te dragen aan iets dat groter is dan henzelf.
Vitaliteit is dus niet enkel fysieke of mentale gezondheid, maar een energetische staat van autonomie, verbondenheid, competentie en rechtvaardigheid — de vier psychologische basisbehoeften die zowel in de Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) als in het Motivatie-kompas van Chivo centraal staan.
Een beleid dat vitaliteit wil bevorderen, moet zich voortdurend afvragen:
- Geeft dit mensen meer autonomie of minder?
- Versterkt dit hun gevoel van competentie of maakt het hen afhankelijk?
- Bevordert dit verbondenheid of creëert het angst en verdeeldheid?
- Waarborgt dit rechtvaardigheid, of vergroot het de kloof?
Veel begrotingsvoorstellen, zoals hogere verbruiksbelastingen of beperkingen in indexering, scoren zwak op deze vragen. Ze verhogen de druk, beperken de keuzevrijheid, en zetten groepen tegenover elkaar.
Een samenleving die structureel bespaart op vitaliteit, bespaart uiteindelijk op haar toekomst. Want lage vitaliteit vertaalt zich vroeg of laat in hogere ziekteverzuimcijfers, meer burn-outs, minder innovatie en minder vertrouwen.
4. De morele paradox van efficiëntie
De moderne beleidslogica is doordrongen van efficiëntie.
We meten prestaties, drukken kosten, herstructureren diensten en optimaliseren stromen. Maar precies daarin schuilt de morele paradox: hoe efficiënter het systeem, hoe meer mensen het gevoel hebben dat ze er niet meer toe doen.
Wie werkt in onderwijs, zorg of publieke dienstverlening herkent het: de spreadsheets zijn op orde, maar de mensen raken uitgeput.
We besparen op “foutenmarges”, terwijl het juist in die marges is dat menselijkheid huist — het trage gesprek, de persoonlijke aandacht, de kleine afwijking die iemand zijn waardigheid teruggeeft.
Beleidsethiek vraagt om een ander uitgangspunt: niet hoe kunnen we sneller of goedkoper?, maar wat is hier goed voor mensen, binnen de grenzen van duurzaamheid en rechtvaardigheid?
Of zoals Martha Nussbaum het ooit verwoordde:
“De waarde van een samenleving blijkt uit wat ze haar burgers in staat stelt te doen en te zijn.”
Een begroting is dus een morele architectuur van mogelijkheden. En de vraag is: bouwen we systemen die mensen de ruimte geven om te zijn wie ze kunnen zijn?
5. Langdurig zieken: symptoom of signaal?
Het artikel wijst erop dat België meer dan 580.000 langdurig zieken telt. Voor veel beleidsmakers is dat een kostenpost. Maar vanuit vitaliteitsperspectief is het een symptoom van iets diepers: een samenleving waarin structureel te veel mensen onvoldoende grip ervaren op hun leven en werk.
Ziekteverzuim stijgt wanneer basisbehoeften structureel worden gefrustreerd:
gebrek aan autonomie (te weinig zeggenschap),
gebrek aan competentie (te hoge eisen, te weinig erkenning),
gebrek aan verbondenheid (vervreemding, prestatiedruk),
gebrek aan rechtvaardigheid (ongelijke kansen, willekeur).
De reflex om dit enkel economisch te benaderen (“werkhervatting stimuleren”, “ziektekosten beperken”) is begrijpelijk, maar mist de kern.
Het probleem is niet dat mensen niet willen werken; het probleem is dat veel werkcontexten niet meer waardig zijn om in te werken.
Als beleid werkelijk duurzaam wil besparen, moet het niet de zieken genezen, maar de ziekmakende structuren herontwerpen.
6. Rechtvaardigheid als vitale zuurstof
Chivo benoemt rechtvaardigheid als een vierde psychologische basisbehoefte — essentieel voor menselijke vitaliteit.
Mensen die langdurig onrecht ervaren (of het gevoel hebben dat de spelregels niet eerlijk zijn) verliezen hun vertrouwen in het systeem en uiteindelijk in elkaar.
Veel begrotingsdiscussies gaan echter uit van een verdelingslogica die dit gevoel vergroot.
Wanneer hogere inkomens slechts deels geïndexeerd worden, of wanneer consumptiebelastingen stijgen terwijl vermogens nauwelijks geraakt worden, ervaren mensen dat als morele inconsistentie.
Rechtvaardigheid is niet enkel een kwestie van cijfers, maar van ervaren legitimiteit.
Een maatregel is pas rechtvaardig als burgers voelen dat ze eerlijk wordt toegepast, dat er solidariteit is tussen generaties en dat wie draagkracht heeft ook verantwoordelijkheid draagt.
Vanuit waardigheidsperspectief is rechtvaardigheid dus geen middel, maar een voorwaarde voor vertrouwen — en vertrouwen is de zuurstof van vitaliteit.
7. De collectieve waardigheid in gevaar
Wanneer we collectieve voorzieningen systematisch afbouwen, tasten we de collectieve waardigheid aan.
Onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid, cultuur, publieke ruimte: het zijn geen “uitgaven”, maar waardigheidssystemen — infrastructuren die ervoor zorgen dat ieder mens, ongeacht afkomst of inkomen, zijn basisbehoeften kan vervullen.
Elke besparing op die domeinen betekent in wezen: minder mogelijkheden om mens te zijn.
En precies dat voedt de maatschappelijke vervreemding die we overal zien: mensen haken af, wantrouwen instellingen, stemmen uit frustratie, of trekken zich terug in overlevingsgedrag.
De ironie is dat deze vervreemding opnieuw economische schade veroorzaakt: productiviteitsverlies, gezondheidskosten, veiligheidsproblemen, polarisatie.
Zo ontstaat een vicieuze cirkel van besparen op waardigheid en betalen voor schadeherstel.
Een waardig beleid doorbreekt die cirkel door te investeren in vertrouwen, samenwerking en sociale infrastructuur.
8. Beleidsethiek: van reparatie naar regeneratie
De huidige begrotingslogica is reparatief: ze plakt pleisters op symptomen van een systeem dat fundamenteel uit balans is.
Een beleid dat vitaliteit wil bevorderen moet regeneratief denken:
hoe creëren we omstandigheden waarin mensen vanzelf gezonder, gemotiveerder en socialer kunnen functioneren?
Dat vraagt om een ander denkkader — één dat niet enkel financieel, maar ook moreel en biologisch duurzaam is.
De vitaliteitskunde biedt daar een concreet kompas voor: beleid moet streven naar het structureel vervullen van menselijke basisbehoeften binnen ecologische grenzen.
Concreet betekent dat:
- Economische herverdeling koppelen aan zingeving: belastingen die floreren bevorderen in plaats van frustreren.
- Arbeidsbeleid herdenken vanuit autonomie en rechtvaardigheid: werk als bron van betekenis, niet van uitputting.
- Onderwijs zien als waardigheidsvorming: jongeren leren niet alleen kennis, maar ook hoe ze waardevol kunnen zijn voor zichzelf en de samenleving.
- Zorg herontwerpen als wederkerigheid: niet “kosten van zorg”, maar “investeringen in menselijke waardigheid.”
Beleidsethiek wordt zo het hart van vitaliteit: het vermogen om collectief te kiezen voor wat leven versterkt.
9. De psychologische dimensie van politiek
Politiek debat gaat vaak over ideologie, maar zelden over psychologie.
Nochtans draait elke beleidskeuze rond basisbehoeften: veiligheid, autonomie, verbondenheid, erkenning.
Wanneer burgers het gevoel verliezen dat hun overheid hen ziet, horen we uitspraken als “ze doen toch wat ze willen”, “het heeft geen zin meer”, “we moeten voor onszelf zorgen.”
Dat is geen onwil, maar een vorm van collectieve apathie: de overtuiging dat je geen invloed meer hebt.
Vitaliteitskundig gezien is dat het moment waarop de samenleving in overleefmodus gaat.
Dan wordt economische groei een substituut voor zingeving, en controle een vervanging voor vertrouwen.
Een waardigheidsbevorderend beleid zou precies het omgekeerde doen:
het vertrouwen herstellen dat mensen ertoe doen, dat hun stem gewicht heeft, dat ze mogen meebouwen aan de regels van het spel.
Want beleid is geen techniek. Het is relationeel.
Een begroting is een gesprek over wederkerigheid: wat geven we aan elkaar, en wat krijgen we terug?
10. Naar een waardigheidsbegroting
Stel dat we de jaarlijkse begroting niet enkel zouden meten in euro’s, maar ook in waardigheidspunten.
We zouden elk beleidsdomein kunnen evalueren op basis van vijf vragen:
- Bevordert dit de autonomie van burgers?
- Versterkt dit hun competentie en zelfredzaamheid?
- Vergroot dit de verbondenheid tussen mensen en generaties?
- Draagt dit bij aan ervaren rechtvaardigheid en gelijke kansen?
- Helpt dit mensen om zich van waarde te voelen voor anderen?
Zo’n waardigheidsbegroting zou geen utopie zijn.
Ze sluit naadloos aan bij de well-being economy-beweging die in landen als Nieuw-Zeeland en Schotland al beleidsmatig wordt toegepast.
Daar is de centrale vraag niet langer: “Wat is het bruto binnenlands product?”, maar: “Wat is het bruto menselijk potentieel?”
België, met zijn sterke sociale zekerheid en historisch gevoel voor solidariteit, zou hierin een voortrekker kunnen zijn.
Maar dan moeten we durven erkennen dat waardigheid niet enkel een mensenrecht is, maar ook een beleidsinstrument.
11. Van wantrouwen naar vertrouwen
De huidige politieke cultuur is vaak gebaseerd op wantrouwen:
controle op uitkeringen, sancties bij ziekte, strikte rapportering in onderwijs en zorg.
Maar controle is het symptoom van gemis aan vertrouwen.
Een waardigheidsgerichte politiek zou vertrekken vanuit het tegenovergestelde principe: vertrouwen als default, controle als uitzondering.
Dat vereist natuurlijk moed — want vertrouwen kost tijd en fouten zijn onvermijdelijk.
Maar wie mensen vertrouwt, activeert precies die psychologische bronnen die vitaliteit voeden: autonomie, verantwoordelijkheid, betrokkenheid.
De paradox is dat vertrouwen uiteindelijk efficiënter is dan controle, omdat het energie vrijmaakt in plaats van wegzuigt.
Een vitale samenleving is er één waarin mensen niet enkel presteren omdat ze moeten, maar omdat ze wíllen bijdragen aan iets dat hen overstijgt.
Dat is de hoogste vorm van beleidsethiek: mensen niet gebruiken als middel, maar erkennen als doel.
12. De morele balans
Elke begroting legt de balans open: tussen winst en verlies, tussen geven en nemen.
Maar er bestaat ook een morele balans, en die vraagt andere cijfers:
- Hoeveel vertrouwen winnen we?
- Hoeveel verbondenheid behouden we?
- Hoeveel zin verliezen we?
- Hoeveel waardigheid winnen of verspelen we?
Een beleid dat enkel de financiële balans in evenwicht houdt maar de morele uit evenwicht brengt, is uiteindelijk onhoudbaar.
Beschaving is immers geen kwestie van solvabiliteit, maar van solidariteit.
13. Slot: de begroting als kompas voor de toekomst
De politieke discussie over begrotingsvoorstellen is dus geen verre abstractie.
Ze gaat over hoe we samenleven, hoe we naar elkaar kijken, hoe we betekenis geven aan werk, zorg, onderwijs en toekomst.
Misschien moeten we de begroting niet langer zien als een boekhouding van het verleden, maar als een kompas voor de toekomst.
Een toekomst waarin de waarde van geld niet langer wordt afgemeten aan rendement, maar aan de mate waarin het menselijke waardigheid ondersteunt.
Want de echte begroting loopt niet door de schatkist, maar door onze relaties, onze scholen, onze werkplekken, onze zorginstellingen — en uiteindelijk door onszelf.
Zolang we daar blijven investeren in vertrouwen, rechtvaardigheid en verbondenheid, blijft er hoop.
De begroting van de ziel is immers oneindig schaalbaar: hoe meer je geeft, hoe rijker je wordt.
Bronnen en inspiratie
- Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "What" and "Why" of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of Behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227–268.
- Chivo Opleidingen (2025). Syllabus Basiskennis Vitaliteit (v202505a).
- Nussbaum, M. (2011). Creating Capabilities: The Human Development Approach. Harvard University Press.
- WRR (2017). Grip: Van eigen verantwoordelijkheid naar gedeelde verantwoordelijkheid.











